TIJD was altijd het thema van Ina van den Heuvel. In de werken die zij direct na haar studie op de Rijksacademie in Amsterdam maakte, benaderde ze dat thema door middel van diverse elementen en media, die ieder op een eigen manier het vliedende karakter van tijd symboliseerden. De meeste werken uit die tijd zijn heliogravures van foto’s, waarop stenen en mensen in een symbiotische relatie met elkaar zijn verweven. Van den Heuvel: “Naar aanleiding van het verhaal ‘Wat gebeurde er met sergeant Masuro’, uit het boek De Versierde Mens van Harry Mulisch, was ik gefascineerd geraakt door het idee van de mens die door het verloop van de tijd, net zoals een steen, van vloeibare substantie overgaat in een harde substantie. Allengs zou hij door zijn eigen zwaarte diep in de aarde zakken om als fossiel een eeuwig leven te vinden. Volgens de Zwitserse psychiater Carl Jung zijn stenen verbonden met mensen omdat de zielen van de doden in hen schuilen. Stenen zijn niet alleen letterlijk stug en ondoordringbaar hard, ze verbeelden tevens psychologische zwaarte, verharding, samengebalde emoties.”
Door mensen en stenen te fotograferen plaatste van den Heuvel beiden in een tijdsperspectief, een momentopname, die fixeerde wat onherroepelijk zou veranderen. Omdat ze de foto’s vervolgens reproduceerde door middel van monumentale heliogravures werd het tijdsaspect nog eens versterkt. Reproductie van een reproductie. De heliogravure werd uitgevonden aan het eind van de 19e eeuw en geldt als de oudste diepdruktechniek om fotografische beelden te reproduceren. Door middel van een complex fotochemisch proces wordt een beeld in een koperen plaat geëtst, waarna de afdruk met speciale inkten wordt overgebracht op dik etspapier. Het zeer arbeid- en tijdrovende procédé is altijd zichtbaar in het eindresultaat. Tijd wordt zodoende niet alleen gevisualiseerd door middel van de betekenis van de afbeelding maar ook door middel van de sporen van de techniek.
Het thema TIJD en langzame technieken karakteriseren ook het huidige werk van de kunstenaar. Veranderd zijn de voorstellingen. Ze combineert mensen niet langer met stenen, maar met planten, bloemen, waardoor op een intensere manier het verloop van de tijd wordt gesymboliseerd, de bloei, het verval, de eindigheid - hét oerthema, dat los van nieuwe trends in onderwerpen en technieken, los van stromingen in de kunst, wezenlijk is aan het menszijn. Ook mensen doorlopen immers onvermijdelijk een weg van bloei naar verval naar verstening. Wat blijft is de herinnering.
Ook nu schuilt tijd in haar werk in een combinatie van elementen en gebruikte media. Daarmee tracht van den Heuvel het vluchtige karakter van het tijdsverloop op meerdere niveaus te verbeelden. De meeste werken bestaan uit tekeningen die ze maakt naar aanleiding van foto’s van mensen en planten. Met ieder werk is ze minimaal een maand bezig, een tijdsinspanning die net als bij de heliogravures ook nu in het uiteindelijke beeld zichtbaar is. Zo tonen de tekeningen op afstand de geabstraheerde voorstelling van planten die mens worden, mensen die vergroeien met planten, terwijl op korte afstand een andere werkelijkheid zichtbaar wordt van ritmische lijnen die laag na laag, soms wel tien lagen dik, diep ín en óp het papier zijn gekrast. Het papier krijgt daardoor letterlijk diepte terwijl de tekening, de voorstelling, wint aan betekenissen die elkaar doorkruisen. “Wanneer ik het tekenen vergelijk met het fotografische procédé zie ik sterke overeenkomsten: waar de beelden in de fotografische ontwikkelingsbak langzaam naar de oppervlakte komen, verschijnen de beelden in de tekeningen op een soortgelijke, langzame manier als sporen ín de oppervlakte.”
Naast tekeningen maakt van den Heuvel foto’s en ruimtelijk werk, gebaseerd op gedroogde bloemen, waarbij het proces van verderf en verval in diverse fases zichtbaar wordt. Voor enkele projecten omhulde ze delen van het menselijk lichaam met bladeren. In hun droogproces kopieerden de bladeren de contouren van het lichaam. Wat rest zijn verharde hulzen, een “tweede huid”, waarmee van den Heuvel ruimtelijke installaties construeert. Voor een recent project gebruikt ze een mal van haar eigen gezicht, gemaakt 27 jaar geleden (toen ze 27 jaar was), en een mal van haar hoofd dat ze onlangs liet maken (voorjaar 2010). In de mallen drukt ze laag over laag gedroogde bloemen en bladeren. Het resultaat bestaat uit veelgelaagde, verstilde beelden die iets onthullen over de persoon toen en nu.
Wie de vroege en late werken van Ina van den Heuvel bekijkt kan bijna niet om de constatering heen, dat ze eigenlijk fossielen van zichzelf maakt. Die indruk wordt bevestigd door haarzelf: “Ik fotografeer doorgaans andere mensen of omhul hun lichamen met bladeren. Toch zijn de met planten vergroeide mensgestaltes in de tekeningen en de ruimtelijke installaties, evenals het huidige werk, vooral zelfportretten waarin ik op zoek ga naar de herinnering die ik ooit zal worden.”
Tekst: Louise Schouwenberg, september 2010